Een opmerkelijk pleidooi van Marcel Levi in de NRC van maandag. De Bestuursvoorzitter van het Amsterdams Medisch Centrum (AMC) pleit ervoor dure geneesmiddelen niet langer te beschouwen als producten die op een vrije markt verhandeld worden, maar als publieke voorzieningen waarvoor de prijs door de overheid gereguleerd zou moeten worden.
De hartenkreet van Levi is begrijpelijk. Dure geneesmiddelen zijn van immens belang voor de overlevingskansen van mensen met zeer ernstige aandoeningen. En dure geneesmiddelen zijn, nu ja; duur.
Geneesmiddelen vormen een significante kostenpost van behandelingen in de medische specialistische zorg. Maar bij veel aandoeningen zijn de medicijnen wel een zeer belangrijke, zo niet hét belangrijkste werkzame onderdeel van een behandeling. Kijk eens naar hemofilie, de ‘bloederziekte’ waar zo’n 1600 Nederlanders hun hele leven aan lijden. Totdat goede stollingsmiddelen op de markt kwamen was de gemiddelde levensverwachting van mensen met hemofilie nog geen 30 jaar, nu ligt die levensverwachting boven de 70 jaar. Dat is veel meer te danken aan de ontwikkelingen van de geneesmiddelen dan door andere onderdelen van de zorgketen.
Dat geeft een breder perspectief bij het oordeel over de ongeveer 5% van uitgaven aan medische specialistische zorg die intramurale geneesmiddelen beslaan.
Levi maakt terecht het punt dat deze kosten echter zullen stijgen de komende jaren en dat Europese afstemming kan helpen. De belangen zijn groot en juist daarom is het verstandig de consequenties van Levi’s hartenkreet goed te overzien.
De voornaamste reden om prijzen te reguleren in een markt is een structurele onbalans in de marktmacht waardoor normale krachten om de macht in balans te houden niet meer werken. De vraag is of het al zover is. Ziekenhuizen krijgen steeds meer verantwoordelijkheid voor de inkoop van geneesmiddelen. In veel markten worden manieren gevonden om met dure inputs om te gaan; samenwerkende inkooporganisaties, innovatie om alternatieven te ontwikkelen en/of maatregelen die transparantie bevorderen. Op enkele uitzonderingen na hebben ziekenhuizen dat pad nog nauwelijks betreden. Zeker de academische ziekenhuizen, toch al wat logger, niet.
Recent kwam het berichtdat Achmea de inkoop van geneesmiddelen feitelijk ging overnemen voor een groep ziekenhuizen. Een opvallende strategische keuze omdat ziekenhuizen daarmee weliswaar inkoopmacht genereren, maar een groot deel van de autonomie over de bedrijfsvoering opgeven.
Prijsregulering heeft negatieve effecten die moeten worden afgewogen tegen de mogelijke voordelen. Innovatie bevordert het in elk geval niet, juist het punt waar Levi zich over opwindt. Levi meent een efficiëntere wijze van medicijnontwikkeling te hebben gevonden, maar de (retorische) vraag is of het afknijpen van de baten van innovatie (winst) tot meer innovatie lijdt. Landen met prijsregulering hebben soms pas later toegang tot nieuwe middelen. Daarnaast voorkomen dure geneesmiddelen vaak eveneens dure (her)opnames in het ziekenhuis. Zo bezien kan het plan van Levi ook wel degelijk ‘dure’ gevolgen hebben.
Liever investeren ziekenhuizen (artsen en onderzoekers) samen met farmaceuten in betere diagnostiek waardoor geneesmiddelen gerichter kunnen worden ingezet. Daarnaast zouden zij slimmer geneesmiddelen kunnen inkopen. Het ziekenhuis dat zelf zowel verantwoordelijkheid draagt voor de kwaliteit als kosten van het inkopen van geneesmiddelen zal beter letten op de juiste wijze van voorschrijven en heeft belang bij onderzoek naar geneesmiddelen.
Slim inkopen en beter samenwerken. Dat lijken de aangewezen stappen voordat de overheid te snel verzocht wordt de verantwoordelijkheid van zorgpartijen zelf over te nemen.
Michiel Verkoulen is partner bij Zorgvuldig Advies en staat als adviseur overheden, zorgaanbieders en farmaceuten bij.
Dit blog verscheen eerder op Skipr